Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Isolatie, in-situ immobilisatie, monitoring



Zolang er met in situ immobilisatie niet veel ervaring is opgedaan, zal bij de opleveringscontrole en in de gebruiksfase het resultaat moeten worden gecontroleerd door monitoring van de kwaliteit van het grondwater benedenstrooms van de locatie. Waarschijnlijk voldoet een beperkt monitoringprogramma. Een aanvullende immobilisatie is mogelijk als er onvolkomenheden worden geconstateerd.

Uitloogtesten
Bij de immobilisatie met bindmiddelen worden de verontreinigende stoffen zelf niet verwijderd. Bij thermische immobilisatie worden de anorganische stoffen in de matrix vastgelegd. Een maat voor de effectiviteit van de immobilisatie is de uitloogbaarheid. Als de uitloogbaarheid van de geïmmobiliseerde bodem wordt vergeleken met die van onbehandeld bodemmateriaal kan de vermindering van de mobiliteit van de verontreinigende stoffen in de bodem worden ingeschat. Uitloogtesten dienen een rol te spelen in het vooronderzoek (laboratoriumschaal, pilot-proef), maar ook als toets op een uitgevoerde immobilisatie. Voor de karakterisering van de uitloogbaarheid is in ons land een aantal testen ontwikkeld die gebruikt kunnen worden op geïmmobiliseerd materiaal. Hierbij wordt de hoeveelheid uitgeloogd materiaal als functie van de L/S-ratio (Liquid/Solid - ratio: de verhouding van hoeveelheden door- of langsstromende vloeistof en vast materiaal) op gestandaardiseerde wijze bepaald.

Van deze uitloogtesten zijn NEN- normbladen uitgebracht door het NEN. Het betreft de volgende normbladen:

  • NEN 7345: diffusietest (voor monolieten);
  • NEN 7343: kolomtest (voor granulaire materialen en tot L/S = 10 l/ kg);
  • NEN 7350: cascadetest (voor granulaire materialen en tot L/S= 100 l/kg);
  • NEN 7341: beschikbaarheidstest (voor granulaire materialen, inschatting maximale uitloogbaarheid).

Behalve uitloogtesten aan het geïmobiliseerde produkt zijn sterkte-, vervormings- en slijtvastheids-metingen van belang voor een inschatting van de kwaliteit van het beoogde resultaat. Deze aspecten spelen zowel vanuit milieuoogpunt als vanuit de mogelijkheden voor hergebruik een rol. In de USA dient het materiaal compressie door bovenliggend bodemmateriaal tot op diepten van 15 m te kunnen weerstaan en zijn testen vereist op aantasting door de aanwezige verontreinigende stoffen, door bacteriën en schimmels, vries/dooi-gedrag, interne drukopbouw en blootstelling aan uv-straling (zie literatuurverwijzing 9).

Een onderzoek naar de verspreidingsmogelijkheden van het bindmiddel is van belang. Het is niet ondenkbaar dat deze bindmiddelen (op termijn) zelf het milieu gaan belasten.

Na in situ immobilisatie vormen de mechanische eigenschappen van de bodem een belangrijke randvoorwaarde voor hergebruik. Een voorbeeld is de zettingsgevoeligheid.