Regeling vervallen per 10-05-2016

Verordening Bodemsanering Alkmaar 2007

Geldend van 28-06-2007 t/m 09-05-2016

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

Hoofdstuk 2 Bodemsanering

Artikel 2.1 Indienen rapport of melding

  • 1.

    De indiening van een melding vergezeld van het rapport van het nader onderzoek, saneringsplan, saneringsverslag of nazorgplan wordt voor de toepassing van de Algemene wet bestuursrecht aangemerkt als een aanvraag tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 1:3, derde lid van die wet.

  • 2.

    Op de voorbereiding van een beschikking op aanvragen als bedoeld in het vorige lid is de in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde uniforme voorbereidingsprocedure van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Het bevoegd gezag Wbb kan besluiten dat de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht geregelde uniforme voorbereidingsprocedure niet wordt toegepast indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat geen bezwaren van derden zijn te verwachten. Alsdan zal de in Titel 4.1 Awb geregelde (verkorte) procedure worden gevolgd.

  • 4.

    Indien het bevoegd gezag Wbb toepassing geeft aan het derde lid, vermelden zij dit in de kennisgeving, bedoeld in artikel 28, vijfde lid van de wet.

Artikel 2.2 Sanering door de gemeente

Hetgeen in deze Verordening is geregeld, geldt onverminderd voor de gemeente, indien de gemeente overgaat tot onderzoek en of sanering.

Artikel 2.3 Gegevens bij de melding

  • 1.

    Voor een melding wordt gebruik gemaakt van een door het bevoegd gezag Wbb vastgestelde meldingsformulier.

  • 2.

    Het meldingsformulier en de onderliggende stukken (zoals aangegeven op het meldingsformulier) worden in drievoud bij het bevoegd gezag Wbb ingediend.

  • 3.

    De onderzoeksgegevens worden schriftelijk en digitaal aangeleverd conform het SIKB protocol 0101.

  • 4.

    De onderzoeksgegevens als bedoeld in het derde lid van dit artikel, mogen bij indiening niet ouder zijn dan 4 jaar. Het bevoegd gezag Wbb kan, op grond van representativiteit van de gegevens, besluiten tot een andere termijn.

Artikel 2.4 Inhoud saneringsplan

  • 1.

    In aanvulling op de wet kan het college nadere regels stellen waar een saneringsplan aan moet voldoen. Deze nadere voorschriften zijn limitatief weergegeven op het betreffende onderdeel van het meldingsformulier.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39, eerste lid, van de wet kan het vermelden in het saneringsplan van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege blijven indien:

    • a.

      bij de indiening van het plan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken;

    • b.

      daarbij de reden wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken en

    • c.

      die gegevens niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsplan.

  • 3.

    Een saneringsplan is maximaal 3 jaar geldig vanaf de dag waarop door het bevoegd gezag is ingestemd met het saneringsplan. Indien na 3 jaar nog geen aanvang is gemaakt met de feitelijke sanering, moet in overleg met het bevoegd gezag Wbb in ieder geval een actualisatie onderzoek plaatsvinden naar de verontreinigingsituatie. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de wijze waarop dit actualisatie onderzoek moet plaatsvinden.

Artikel 2.5 Melding start, diepste punt en einde van de feitelijke sanering

Degene die conform artikel 39, tweede lid van de wet instemming heeft gekregen voor de uitvoering van het saneringsplan, stelt:

  • a.

    ten minste tien werkdagen voor de feitelijke aanvang van de sanering het college hiervan in kennis via het betreffende onderdeel van het meldingsformulier.

  • b.

    ten minste twee dagen voor het bereiken van het diepste punt van de ontgraving, het college hiervan in kennis via het betreffende onderdeel van het meldingsformulier.

  • c.

    Uiterlijk tien dagen na de feitelijke afronding van de sanering het college hiervan in kennis via het betreffende onderdeel van het meldingsformulier.

Artikel 2.6 Melding wijzigingen tijdens feitelijke sanering

  • 1.

    Iedere afwijking van het saneringsplan bij de feitelijke uitvoering van de sanering wordt terstond (binnen 24 uur na vaststelling van een afwijking) aan het bevoegd gezag Wbb gemeld via het meldingsformulier.

  • 2.

    Bij een afwijking of wijziging van het saneringsplan bij de feitelijke uitvoering van de sanering als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, kan het bevoegd gezag Wbb beschikken of de sanering als gevolg van die afwijking of wijziging (tijdelijk) moet worden gestaakt of dat de sanering onder aanvullende voorschriften kan worden vervolgd.

  • 3.

    Artikel 2.1 van deze Verordening is van toepassing voor het nemen van een beschikking als bedoeld in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 2.7 Het saneringsverslag

  • 1.

    Uiterlijk dertien weken na de uitvoering van de grond- en/of grondwatersaneringswerkzaamheden doet degene die de bodem heeft gesaneerd daarvan schriftelijk verslag aan het college.

  • 2.

    In aanvulling op de wet kan het college nadere regels stellen waar een saneringsverslag aan moet voldoen. Deze nadere voorschriften zijn limitatief weergegeven op het betreffende onderdeel van het meldingsformulier.

  • 3.

    Indien de grondwatersanering langer duurt dan de grondsanering moeten twee afzonderlijke saneringsverslagen worden ingediend, waarbij eerst wordt gerapporteerd over de sanering van de grond en – op een zeker later tijdstip – over de sanering van het grondwater.

Artikel 2.8 Het nazorgplan

  • 1.

    Indien na de sanering verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven en in het saneringsverslag is aangegeven dat beperkingen in het gebruik van de bodem of maatregelen noodzakelijk zijn, wordt tegelijk met het saneringsverslag als bedoeld in artikel 2.7 of uiterlijk acht weken na de dag waarop met het saneringsverslag is ingestemd, het nazorgplan ingediend.

  • 2.

    In aanvulling op de wet kan het bevoegd gezag Wbb nadere regels stellen waar een nazorgplan aan moet voldoen. Deze nadere voorschriften zijn limitatief weergegeven op het betreffende onderdeel van het meldingsformulier.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1

  • 1.

    Een fase van een sanering die reeds in uitvoering is op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt overeenkomstig de regeling waaronder deze fase is gestart, afgehandeld.

  • 2.

    Bij het voorbereiden van een nieuwe fase van een sanering in het project is de Verordening Bodemsanering Alkmaar 2007 van toepassing.

Artikel 3.2

Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag volgende op de dag waarop deze is bekend gemaakt.

Artikel 3.3

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Bodemsanering Alkmaar 2007”.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 7 juni 2007.

Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 20 juni 2007.

TOELICHTING BIJ DE VERORDENING BODEMSANERING ALKMAAR 2007

Algemeen

Op 15 mei 1994 is de eerste fase van de Wet houdende uitbreiding van de Wet bodembescherming met een regeling inzake de sanering van de bodem (Stb. 1994, 331), kortweg: de saneringsregeling ex Wbb, in werking getreden. De Interimwet bodemsanering is per die datum vervallen. De tweede fase van eerstgenoemde wet is op 1 januari 1995 in werking getreden. Op basis van deze wet hebben naast de provincies toentertijd de grote vier gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht) op dit beleidsveld een provinciale status verkregen.

Op het gebied van bodemsanering hebben de afgelopen jaren ingrijpende ontwikkelingen plaatsgevonden, die zijn ingegeven door de landelijke beleidsvernieuwing (BEVER) en het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV). Deze ontwikkelingen houden onder meer in dat provinciale taken en bevoegdheden zijn gedecentraliseerd naar de rechtstreekse ISV-gemeenten. Voor Alkmaar betekent dit dat vanaf 1 januari 2003 burgemeester en wethouders bevoegd gezag Wet bodembescherming zijn voor Alkmaar’s grondgebied. De gemeenteraad van de gemeente Alkmaar heeft de bevoegdheid om nadere regels te stellen bij het uitvoeren van bodemonderzoek en -sanering. Deze bevoegdheid is terug te lezen in de diverse artikelen in de Wet bodembescherming (zoals art 39. eerste lid onder 2 Wet bodembescherming)Tevens heeft de gemeenteraad aan burgemeester en wethouders opdragen nadere eisen te stellen aan gegevens die in een saneringsplan, evaluatieverslag of nazorgplan moeten worden opgenomen. Daarnaast worden in onderhavige verordening regels gesteld met betrekking tot het doen van een melding op grond van artikel 28 Wet bodembescherming.

Een melding in het kader van het Besluit Uniforme Saneringen (als bedoeld in artikel 39b Wet bodembescherming) valt niet onder de reikwijdte van deze Verordening. Het betreft kleinschalige uniforme saneringen. Voor deze meldingen geldt een aparte verplichte procedure die nader is geregeld in de Regeling Uniforme Saneringen. Het Besluit Uniforme Saneringen is een landelijke regeling en betreft een Algemene Maatregel van Bestuur.

Met ingang van 1 januari 2006 is de Wet bodembescherming herzien. In het kader van de saneringsparagraaf uit de Wet bodembescherming zijn er met ingang van 1 januari 2006 vier besluiten die volgens de Algemene wet bestuursrecht tot stand moeten komen.

Het eerste besluit is de beschikking op grond van artikel 29 Wet bodembescherming waarbij wordt vastgesteld of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging. In deze beschikking wordt ook vastgesteld of er sprake is van spoed en wordt bepaald voor welk tijdstip met de sanering dient te worden begonnen (artikel 37 Wet bodembescherming). Deze beschikking wordt zowel bij onderzoek in opdracht van burgemeester en wethouders op grond van artikel 48 Wet bodembescherming, als bij onderzoek door anderen gegeven.

Het tweede besluit is de instemming met het saneringsplan op grond van artikel 39 Wet bodembescherming.

Het derde besluit betreft de instemming met het saneringsverslag (voorheen: evaluatierapport) op grond van artikel 39c van de Wet bodembescherming.

Het vierde besluit betreft de instemming met het nazorgplan op grond van artikel 39d van de wet bodembescherming.

Het derde en vierde besluit zijn nieuw in de wet.

Inspraak

De procedure tot en met definitieve beschikking duurt maximaal 15 weken.

Standaard wordt de uniforme voorbereidingsprocedure zoals weergegeven in afdeling 3.4 Awb toegepast, waarbij eerst een ontwerpbeschikking ter inzage wordt gelegd. Een ieder heeft dan het recht zienswijzen in te dienen, waarna een definitieve beschikking wordt genomen. Vervolgens kunnen uitsluitend belanghebbenden tegen de definitieve beschikking beroep instellen bij de Raad van State.

In individuele gevallen kan het college besluiten van deze procedure af te wijken en toepassing te geven aan de zogenaamde verkorte procedure die geregeld is inTitel 4.1 Awb. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld, waarbij als voornaamste criterium zal gelden, dat wanneer er bezwaren van derden te verwachten zijn, dat dan de uniforme voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 gevolgd zal worden.

Structuur

Het beleid rond de aanvullende eisen die het bevoegd gezag kan en mag stellen op grond van de Wet bodembescherming kent de volgende getrapte structuur:

  • a.

    Verordening Bodemsanering Alkmaar 2007; vastgesteld door de Raad;

  • b.

    Nadere uitwerking van de Verordening in het betreffende meldingsformulier; vastgesteld door het College.

Op grond van de Gemeentewet heeft de Raad als enig orgaan binnen de gemeente de bevoegdheid tot het vaststellen van verordeningen. In de verordening worden de procedurele en inhoudelijke eisen vastgelegd waarbij aan het College de verdere uitwerking daarvan wordt opgedragen. Deze nadere uitwerking vindt plaats aan de hand van de meldingsformulieren voor de afzonderlijke fasen. Voor deze wijze wordt gekozen omdat hiermee flexibiliteit kan worden geboden om betrekkelijk snel bepaalde aanvullende eisen aan te passen of toe te voegen, zodat binnen een korte periode kan worden ingespeeld op onvoorziene omstandigheden.

Artikelsgewijs

Artikel 1.1

De begripsbepalingen van artikel 1 van de wet werken door in de bepalingen van deze verordening waarmee uitvoering aan die wet wordt gegeven.

Artikel 2.1

Naar aanleiding van een bij hen bekend geworden nader onderzoek dienen burgemeester en wethouders in een beschikking vast te stellen of sprake is van een geval van ernstige verontreiniging. Als dit het geval is dienen zij daarbij de spoedeisendheid en tijdstip om dat geval te saneren aan te geven. In deze beschikking kunnen zij voorts aangeven welke tijdelijke beveiligingsmaatregelen aan de sanering vooraf dienen te gaan.

Indien een melding als bedoeld in artikel 28 van de wet betrekking heeft op een geval van ernstige bodemverontreiniging en als daarbij het voornemen bestaat te saneren, dient deze melding vergezeld te gaan van een saneringsplan. Op dit saneringsplan moeten burgemeester en wethouders een (positief of negatief) besluit nemen.

Na afronding van (een fase van) de sanering wordt een saneringsverslag opgesteld, waarmee door het college moet worden ingestemd. Ditzelfde geldt voor het nazorgplan als er een restverontreiniging na sanering achterblijft.

Artikel 2.2

Ingevolge artikel 39 juncto artikel 88 van de wet moeten burgemeester en wethouders een saneringsplan vaststellen. Het betreft saneringsplannen, die in opdracht van burgemeester en wethouders worden opgesteld en uitgevoerd. Uit artikel 48 van de wet volgt namelijk dat burgemeester en wethouders niet verplicht zijn om bij saneringen in eigen beheer een saneringsplan vast te stellen. Ook ontbreekt een beroepsmogelijkheid tegen de door of vanwege de gemeente opgestelde saneringsplannen. Maar in verband met rechtsgelijkheid is er veel voor te zeggen om in de verordening een bepaling op te nemen die hierin wel voorziet. Vandaar dat artikel 2.2 is opgenomen in deze verordening.

Artikel 2.3

Het meldingsformulier bodemsanering is te downloaden via de gemeentelijke website.

Voor een goede informatieverstrekking naar derden is het nodig om ook het rapport van het onderliggende onderzoeken en het meldingsformulier ter inzage te leggen. Daarom wordt een indiening van deze stukken in drievoud voorgeschreven.

Vanaf de inwerkingtreding van deze Verordening moeten de onderzoeksgegevens ook digitaal aangeleverd worden. Hieronder staat beschreven welke programma’s hiervoor nodig zijn (stand d.d. december 2005).

De onderzoeksgegevens dienen digitaal te worden aangeleverd conform SIKB Protocol 0101.

(De huidige versie is 3.6.0. zie de site www.sikb.nl voor de meest actuele versie).

Het SIKB XML bestand kan worden aangemaakt met Boormanager Special.

(De huidige versie is 4.4.12.39 zie de site www.itworks.nl voor de meest actuele versie).

De onderzoeksgegevens en de rapportage moeten digitaal worden aangeleverd(bij voorkeur) in PDF formaat). Daarnaast moeten de onderzoeksgegevens ook schriftelijk worden ingediend.

Artikel 2.4, eerste lid

Zoals onder het kopje “structuur” (zie hierboven) is weergegeven, kan het college aanvullende eisen stellen. Deze bepaling is een aanvulling op artikel 39, lid 1 Wet bodembescherming. De functie van het saneringsplan is dat burgemeester en wethouders zich een goed oordeel kunnen vormen over de aard en omvang van de verontreiniging, over de voorgenomen maatregelen en kunnen toetsen of op milieuhygiënisch toereikende en aanvaardbare wijze zal worden gesaneerd.

Artikel 2.4, tweede lid

In de praktijk blijkt het voldoen aan de eisen die in de wet en de verordening ten aanzien van het saneringplan worden gesteld niet altijd mogelijk en ten aanzien van de nadere eisen uit de verordening niet altijd relevant. Daarom is in het tweede lid een afwijkingsmogelijkheid ingebouwd. Van de wettelijke eisen in artikel 39, eerste lid, kan niet worden afgeweken.

Artikel 2.5

Voor het toezicht op de uitvoering van het saneringsplan is het van belang dat het bevoegd gezag op de hoogte is van het werkelijke tijdstip waarop met de sanering een aanvang wordt gemaakt. Het aangeven van de vermoedelijke datum in het plan zelf is daarvoor niet voldoende. Regelmatig komt het voor dat de feitelijke aanvang van de werkzaamheden na instemming van het saneringsplan door allerlei omstandigheden (ontbrekende vergunningen, ontbrekende materialen, weersomstandigheden en dergelijke) opschuift of dat door dergelijke voorzienbare onzekere omstandigheden geen exacte datum kan worden gegeven. Het is vanuit oogpunt van handhaving gewenst, dat burgemeester en wethouders op de hoogte zijn van de feitelijke aanvang van het werk. Door middel van een mededeling uiterlijk tien werkdagen vóór het begin van de daadwerkelijke sanering wordt de noodzakelijke informatie verkregen.

Artikel 2.6

Om goed zicht te houden op het verloop van de sanering wil de gemeente dat iedere afwijking vooraf aan haar voorgelegd wordt, binnen 24 uur na de vaststelling van de afwijking via het betreffende onderdeel van het meldingsformulier.

Artikel 2.7

In artikel 39c van de wet wordt voorgeschreven, dat na de uitvoering van de sanering zo spoedig mogelijk een verslag wordt gemaakt. In de wet is hiervoor geen termijn opgenomen. In artikel 2.7 wordt bepaald, dat dit verslag binnen dertien weken na afronding van (iedere fase van) de werkzaamheden moet worden ingezonden. Grondwatersaneringen behoeven veelal meer tijd dan de sanering van de verontreinigde grond. Daarom is bepaald dat als de sanering van de grondwatersanering langer duurt, dan over de sanering van het grondwater een afzonderlijk saneringsverslag dient te worden ingediend; dit moet dan ook uiterlijk dertien weken na afronding van die grondwatersanering te worden ingediend. In aanvulling op de wettelijke eisen kunnen door het college nadere gegevens verplicht worden gesteld via het betreffende meldingsformulier.

Artikel 2.8

Artikel 39d van de wet schrijft voor dat bij een restverontreiniging een nazorgplan moet worden opgesteld dat de instemming behoeft van burgemeester en wethouders. In aanvulling op de wettelijke eisen heeft de Raad aan het college opgedragen zonodig nadere gegevens verplicht te stellen via het betreffende meldingformulier nazorgplan.